Lakzegel Dieteren

Welkom bij "Nieuws", uit vroeger eeuwen.

Lakzegel van de laathof te Dieteren


Hans van den Oever maakte mij opmerkzaam op een lakzegel van Dieteren. Het wapen hiervan komt overeen met het sjerp welke hij al jaren draagt als Tambour-maître van de Deeterse fanfare Eendracht.


Foto van de lakzegel


Hans van den Oever met zijn sjerp waarop hetzelfde motief staat als op het zegel.

Een speurtocht begint welke o.a. een historische beschrijving over Dieteren oplevert, lees maar mee.
Met speciale dank aan Guus Janssen, Theo Siegmund en René Vroomen die mij op onderdelen voorzien hebben van de nodige gegevens.

Allereerst contact opgenomen met Guus Janssen of hij de randtekst wilde vertalen.
De vertaling die ik van Guus Janssen kreeg luidde:

zegel van de heer van het leengoed [= leenman] en van zijn gelijken van de hof in Dieteren.

In het boek:Susteren en zijn oude zegels door N. Roozen C.M. uit 1959, lezen we;
DE HEERLIJKHEID DIETEREN.
Het dorp Dieteren heeft te allen tijde, evenals nu nog, deel uitgemaakt van Susteren. Het was een heerlijkheid.
In het kerkarchief van Susteren vindt men nog enige oude perkamenten die op Dieteren betrekking hebben.
1335—2 mei. Ridder Goswyn, heer van Dieteren, bekent dat hij ter nagedachtenis van zijn voorzaten, aan de abdij van Susteren jaarlijks schuldig is een mud wintertarwe, te meten naar de maat van het convent van Susteren. Dit graan komt van 3 vrechten akkerland gelegen in het gebied van Dieteren, aan de Lohegge, nabij de hoeve Bommegen, en is te leveren op de dag na het feest van de H. Andreas, apostel (2 mei). Hier volgt de tekst in het latijn :
Universis presentes litteras visuris ac audituris. Nos Goyswinus dominus de Dyeteren, armiger, notum facimus et tenore presentium publice recognoscimus et protestamur, quod nos ob certam causam, videlicet commemorationem nostrorum predecessorum in monasterio Suestrensi perpetuo faciendam, tenemur et obligati sumus conventui ejusdem monasterii ordinis Sancti Benedicti, Leodiensis diocesis, in pensione annua unum maldrum siliginis mensure Suestrensis eidum conventui aut ejus certo nuncio a nobis et nostris heredibus seu successoribus persolvenda singulis annis in festo beati Andree apostoli, de quadam pecia terre arrabilis, videlicet tribus vrectis seu jurnalibus terre sitis in territorio de Dyeteren in campo dicto by De Lohegge proxime curti dicte Bommegen. Ita quod si nos aut successores nostri vel heredes in solucione dicte pensionis dicto conventui ut predicitur facienda negligentes fuerimus vel remissi in parte vel in toto, ex tunc idem conventus aut ejus mandans sive procurator ejus nomine et pro ipso ad dictam terram accedere poterit in crastino dicti festi beati Andree apostoli et se intromittere de eadem tanquam hereditate propria, contradictione cujuscumque non obstante, bona fide, omnique dolo et fraude exclusis penitus in premissis. In cujus rei testimonium sigillum nostrum una cum sigillis Rutgeri dicti van den Eygen et Theodorici dicti Schele de Baychoven armigerorum nostrorum fidelium. presentibus litteris duximus fideliter apponendum. Et nos Rutgerus et Theodoricus fideles dicti Goyswini domini de Dyeteren recognescentes premissa omnia et singula quemadmodum superius sunt expressa vera esse, ad rogatum ejusdem Goyswini sigilla nostra eisdem litteris duximus apponenda in testimonium premissorum. Datum anno Domini millesimo trecentesimo tricesimo quinto. In crastino beatorum Philippi et Jacobi apostolorum.
Het origineel is op perkament geschreven, enigszins beschadigd. Er hebben 3 zegels aangehangen : het eerste en voornaamste van heer Goswyn, is eraf gevallen, de beide anderen zijn zeer beschadigd; op het ene dat gebroken en geschonden is, leest men nog : S......ERI D............ GE......; het derde voerde blijkbaar een klimmende leeuw (men ziet er nog juist een poot van) en van het randschrift is nog over : de letters BAY......
Op de beide perkamenten stroken waaraan de zegels hangen staat geschreven RUTGER DE EYGEN en THEOD. DE BAYCHOVEN. 1335—11 october. Arnoldus, heer van Steyn, getuigt dat Elisabet, abdis van Susteren, 1 1/2 sil land, zijnde vrijgrond, verruilt tegen 1 1/2 sil leengrond van Wynand van Dyteren. Beide percelen waren gelegen onder Papenhoven. [In 1335 waren die van Steyn heren van Dieteren. Een sil of sella grond was ongeveer een halve bunder.] Het zegel is verloren.
1336 — 24 juni. Schuldbrief van een inwoner van Dieteren ten voordele van het convent van Susteren, aangaande te leveren granen, &bdqou;in crastino Beati Andreae”.
Van deze akte is zeer weinig overgebleven.
In het Rijksarchief te Maastricht bewaart men een gipsafdruk van het zegel van een der eerste heren van Dieteren.
Dit zegel is 7,5 cm. hoog, ovaal, van boven afgerond en onderaan ietwat spits toelopend. Er staat op : een klimmende, geklauwde, enkelstaartige leeuw, waarover een smalle barensteel met 5 hangers. [De barensteel bestaat uit een smalle, dwars over het wapenschild lopende balk, waaraan 3 tot 9 rechte (later zwaluwstaartvormige) blokken, aan de onderkant hangen. De naam barensteel is, volgens sommigen, afgeleid van „baren” d.w.z. „lappen”. Bij steekspelen waaraan vader en zoon soms samen deelnamen, droegen de laatsten gekleurde linten aan de helm, ter onderscheiding.
Deze lappen of linten zijn mogelijk de oorsprong van de benaming. Een barensteel komt zelden als wapenfiguur alléén voor.
] Het omschrift, voor zover leesbaar, luidt :
+ SIGILUM. WINR...... I. DE. DITEREN.
+ SIGILUM. WINR (IC) I. DE. DITEREN.
+ Zegel van Winricus van Diteren.


Volgens het „Corpus Sigillorum Neerlandicorum”, waarin ook een afbeelding, hangt aan een oorkonde van 1230, eenzelfde zegel, aan een groen zijden streng. Het is van bruine was. [Zie : „Corpus Sigillorum Neerlandicorum — De Nederlandsche zegels tot 1300 — 's Gravenhage, 1937-1940, dl. III, no. 811 en 812.] Deze oorkonde zelf werd in 1935 door het Rijksarchief in Limburg te Maastricht overgedragen aan het Staatsarchief te Hasselt (Belg.). Dezelfde bron maakt ook nog melding van een latere heer van Dieteren, n.l. Theodoricus dominus de Dyetere, die genoemd wordt in een akte van 1287 — 23 januari en zegelde met een gekroonde leeuw.


Zegel van Winricus, heer van Dieteren — 1230.

Er bevond zich te Dieteren ook een munt waar Arnold van Steyn, die heer van Dieteren was, zijn munt liet slaan.

Nu weer terug naar het lakzegel en motief op sjerp.
In het RHCL te Maastricht bewaard men het zilveren stempel van de laathof Dieteren (oorspronkelijk uit ca 1630).
(webmaster:Dit stempel met inventarisnummer 176 maakt deel uit van een grote collectie zegelstempels met toegangsnummer 18.E02.)
Voorstellende boom op grasgrond, aan de boom hangt een wapenschild beladen met omgekeerde keper met in het midden een oprijzende vijfbladige bloem op een stengel met twee bladeren. Aan weerszijden van de boom staan de hoofdletters GG zijnde Gerard Graus


Wederom het lakzegel


Stempel van het zegel in het archief Maastricht, met daarnaast het positief om makkelijker te lezen wat er staat.

Het omschrift is als volgt:
SIG . DNI . FEVDI . ET . PARIVM . CURIAE . IN . DIETHEREN
SIGILLUM DOMINI FEUDI ET PARIUM CURIAE IN DIETHEREN =
„Zegel van de heerlijkheid en laathof van Dieteren”
.
(In de middeleeuwen was een laathof een gerecht dat voornamelijk vrijwillige rechtspraak uitoefende en besliste in geschillen die onstaan waren uit de specifieke laatrechtelijke betrekkingen tussen laatheer en laat. Een laat was een horige, een halfvrije.)
Het zegel is rond en heeft een middellijn van 4,5 cm. Het is uiteraard niet het authentieke zegel van de allervroegste tijden. Volgens onze mening is het, naar het oude model, opnieuw gegraveerd.
Gerard Graus bekleedde de functie van „superintendent. Raedt ende Eerste Meester van sijne Coninclijke Majesteits Rekencamere in Gelderlandt”. Hij was bezitter van de mankamer van Dieteren. Hij verwierf de leenkamer na de Van Boetzelaers. In een akte van de abdij van Susteren -13 juni 1632- staat vermeld: „…. den heere Rekenmeester Graus die den voorn. Leenhoff (Dieteren) teghenwordich toe compt…”

Van René Vroomen kreeg ik een tekening van het familiewapen toebehorend aan de familie Graus hierbij is eenduidig te zien dat het wapenschild identiek is.

René Vroomen bestudeert nauwkeurig het zegel.
 
Familiewapen familie graus. (ingekleurd door webmaster)

Hij verwees me verder naar een publicatie uit 1900: „De Limburgsche GEMEENTEWAPENS, vergeleken met de oude plaatselijke zegels en beschouwd in het licht der locale geschiedenis door Jos.M.H. Eversen, amanuensis bij het Rijksarchief in Limburg, en J.L. Meulleners, pastoor te Heer.
Hieruit:
De buurt Dieteren, die deel uitmaakt van de gemeente Susteren, was in vroeger eeuwen eene heerlijkheid. Zij is dit gebleven tot in de XVIe eeuw.
Als eerste heeren treffen wij aan in het begin der XIIIe eeuw van Dieteren. „Wiricus, nobilis vir de Ditren” zegelt in 1330 met een klimmende, geklauwen, eenstaartigen leeuw, waarover heen een barensteel met vijf smalle hangers. Het wapenschild heeft denzelfden vorm als het zegel: ovaal, van onderen spits toeloopend. Omschrift: Sigilvm. Win….I.. De. Diteren.
Dit zegel heeft eene hoogte van 7,5 c.M ; op zijne breedste plaats is dit 5,5 c.M. Na 1335 treffen wij aan als heeren van Dieteren die van Stein. Arnold van Stein liet te Dieteren zelfs munt slaan. Daarna was de heerlijkheid in het bezit van Hoen van Hoensbroek.
Er bevond zich te Dieteren ook een laathof. Het zegel stelt voor: een boom, waaraan een wapenschildje hangt, beladen met een omgekeerden keper, vergezeld van boven tusschen de beenen van den keper van eene vijfbladerige roos aan een takje met twee bladeren; te weerszijden van den boom de letters G.G. Omschrift: Sig. D’NI FEVDI ET PARIVM CVRIAE IN DIETHEREN. Midd. 4,5 c.M.
Te Dieteren was eene kapel, toegewijd aan den H. Stephanus. In 1842 werd de kapel tot parochiekerk verheven.

Zoals al eerder vermeld staat de G G op het zegel voor Gerard Graus. De speurtocht naar wie hij was leverde het volgende op, alhoewel dit onderzoek nog niet afgerond is wil ik U de voorlopige gegevens niet onthouden.

Op de website van historie Roermond staat:
9 april 1620: Veraccordeerd met den scholtis van Echt, Gerard Graus, Secretaris van zijne Excellentie, zal geven voor den rosmolen in de Munsterstraat naast zijn huis 1000 gl. De staat behoudt twee der grootste molen-steenen en die twee quermeulens.
Uit: Verdrachsboek der stad Roermond door A.F.van Beurden

Op de website van Loe Giesen die veel over de historie van het gebied rond Swalmen publiceert:
vóór 23 december 1620
Z.P. - Gehuwd: Gerard Graus [overl. ald. maart 1650; superintendent van de Gelderse Rekenkamer; leenman van de Wielerhof te Swalmen] en Adriana Dantijn [Danthin, d'Anthin].
Uit dit huwelijk:
1. Albertus [ook: Albert Thomas] Graus, ged. Roermond 23-12-1620 (get. graaf Albertus van den Berg, door Franciscus Capel, en NN, door Ave Heerma), overl. 1656.
Tr. Roermond 17-7-1650 met Elisabeth van den Kerckhove.
2. Maria Clara Graus, ged. Roermond 29-4-1622 (get. ‘cantatis ruraemundensis’, door licentiaat Guilielmus Mouts, burgemeester, en Henrica van Steenbergen).
Tr. 12-8-1638 met Henricus Boonecamp.

Deze Gerard Graus had dus in die tijd een hoge functie en een groot werkgebied. Omdat zijn kinderen te Roermond gedoopt zijn neem ik aan dat hij in die tijd ook daar woonachtig was.



Heeft u aanvullingen dan verneem ik die uiteraard graag.

Webmaster info@deetere.nl